Een urinaal (pisglas) werd gevuld met urine van de zieke en in een mandje meegenomen naar de arts, die vervolgens op basis van uroscopie (het piskijken) zijn diagnose stelde. Uroscopie was allesbehalve eenvoudig. Gelet moest worden op kleur, consistentie, geur en bezinksel. Er werden wel twintig kleurschakeringen onderscheiden.